Mijn Woordenlijst Middeleeuws Nederlands

Woordenlijst middeleeuws Nederlands (1)
 
abstinencien abstinenties, vrijwillige onthoudingen
acker ark
aen aan
aensien aanschouwen
aensiet aanziet, beschouwt
aeren arend ,3de nmvl
aern arend
alden dach de hele dag
alle al, alle
almey (houten) slagboom
alre aller, ergste, allerlei
alreboeste aller ergste
alrehande allerlei
alreme(e)st het meest, allermeest
alsdan dan
alsmen als men
also alzo
also vele als zoveel als
alte oude
altoes altijd
amyen vriendin
antwoert antwoord
anxt angst
anxtlic angstig
arcke ark
asche potas
baljuw rechter
barnende brandende
basunen bazuinen
becoert beschuldigd
becoringhe verleidingen
bedeler bedelaar
begect voor de gek gehouden
begheeren begeren
begonste begon
bernen branden
bescermenisse bescherming
bescreyden beweenden
besweren bezweren
bi na, bina bijna
biden bij de
bina bijna
blasphemerend godslasterlijk doende
bleef se is zij gebleven
blixem bliksem
blaesbalch blaasbalg
boekende bukkend
boeck boek
boesen boze
borgherlijck van de burger
boven op
brande brand(en)
bughe, ic buig, ik
buschroover struikrover
buyck buik
bynnen binnen, bijna
cantilene (kerk)gezang, melodie
castiinghe kastijding
cause, ter cause van zaak, op grond van
claerheyt klaarheid,duidelijkheid
claerlicke duidelijk
coelden koude (bijv.) ?
coemt komt
colen kolen
comen komen
condicien condities
constbeminder kunstminnaar
conste kon
consten kunsten
contreyen streken, omstreken
coorde koord
cort kort
crancheit zwakte
creeten op schreeuwden naar
crouwelen
cruce kruis
crusinghe hard kermen, kruisiging
cryme capitale zware misdaad
cryssinghe inden tanden tandengeknars
cule kuil
cume of cuume nauwelijks
dach dag
daer ... Mede daarmee
daer se mede waarmee ze
daer se mede uyt waaruit ze
daer naer daarna
daerbeneffens tevens
daermense omdat men ze
daernae daarnaar, volgens
daernair daarna
dair daar, er
dair toe bovendien
dander de andere
datse dat ze
dattet dat het
dattu soudeste dat gij zoudt
dede deden, hebben gedaan
demolieren afbreken
den de (4e naamval)
deuchden deugden
di jij, gij ?
dicke dikwijls
die de
die ghene degene
diestu hebste die je hebt, ge hebt
diluyvien overstroming,zondvloed
dinck ding
doctoer doktor
dode dode
doe toen
doeck, witte doeck vrouw (of: hoer?)
doen toen
doer door
doir door
donckerheden duisternis
doornstocksken doornstok(je) (waardigheidsteken v.d. baljuw)
doorsteken worden doorstoken worden
doot dood
dootlike dodelijke
drec drek
drij drie
duechden deugden
dusent duizend
dwater het water
dye dergelijke
dyent dient
echtschap echt,huwelijk
eel edel
eenegen een of ander, enig
eerde aarde
eerden aarde (4de naamval ?)
eertsche aardse
egheen geen
elc elk, ieder
elckerlijc iedereen
en hoort bij ontkenning, als in Franse ne ... Pas
geen God noch helle en ware du en sulste ghene ... zou er geen God noch hel zijn gij zult geen ...
ende en
Ermeniën Armenie
ewelic eeuwig
ewelijcke eeuwig (bijw,)
falsarizen falsarissen, oplichters
flatteringe vleierij ?
foremeerde vormde
fornays fornuis
fyguer gedaante
gecondemneerd veroordeeld
gedranghe gedrang
geformeert gevormd
geliken gelijk, net als
gelyc dat gelijk, net als
geneychlicheit genoegen
gepinicht gepijnigd
geraedtsaem raadzaam
geringe snel
gescal geschal
geshent gezonden
gesondicht gezondigd
gesteld worden vastgezet worden
gestopt gesloten
gevuylt
gewoenliken gewoonlijk
ghearresteert vastgezet
gheboerte geboorte
ghebot gebod
ghebrueken gebruiken
gheckende gek doende
ghedragen zweefde
gheenre diegenen
een der gheenre één der diegenen
gheerne gaarne
gheest geest
ghefenijnde venijnig
gheheten zijn genoemd worden
ghehieten geheten, die heet
ghehoert gehoord
gheloent
ghelude geluiden
ghelijke dat zoals
ghelijket +3de ninvl gelijk aan
ghemaect gemaakt
ghemaelt geschilderd
ghemeenlijc gelijkelijk
ghemenichvoudicht vermenigvuldigd
ghenoechte geneugten
ghequel gekwel, kwelling
gheraek
ghescreven geschreven
gheselle gezel(schap)
gheselscappen gezelschap
gheset geïnstalleerd
ghesien gezien
ghesmaket ondervonden
ghesondicht gezondigd
ghestaen staan
gheweest toebehoord
ghewise gewijs
na cirkels ghewise op de wijze van cirkels, cirkelsgewijs
ghinc ging
ghinge ging, zou gaan
ginck ging
glorie
glose
gloyend gloeiend
Godheyt godsdienst, theologie
godliker goddelijke
godlijck goddelijk
gokelaar goochelaar ?
goods gods, van God
gracie gratie
gripende grijpende, graaiende
groet groot
grondt basis
grijnden op mopperden op
hadde had
haerpenaer harpspeler
hanghen hangen
hant hand
harde hardstikke
helle hel
der hellen van de hel
hem hen
henck hing
herdde herder
herden herders
herderkens herders
hertelijck van harte
herten hart (2de nmvl)
hetten hitte ?
hevet heeft
hi hij
hieten heten, genoemd worden
ende dien hiet en die heette
hilde hield ?
hoer haar
hogheste hoger
horen hun
hout boom
hovaerdelic hoovaardig
hoverdien hoovaardigheid ?
hoy hooi
hunlieder hun
hunne hun
huysghesin huisgezin, familie
huysluiden burgers
iaechden opgejaagden
iaer jaar
ic ik
iesum vgl. Jhesum Jezus 3de nmvl
ihesus Jezus
imprenabel onneembaar
indeen indien
ineenlopen
ingelen engelen
insettinghe instelling, aard
inthorn inkthoorn
ioncfrouwen jonge vrouwen
isser is er
Jhesum vgl ihesum, Jezus (3de nmvl)
justicyen justitie
kaeke kaak (vgl vDale kaak II,aan de kaak stellen)
kanssen kanten
kercwiing kerkwijding
kersten menschen christenen
ketzeren klappernyen ketterse
knive mes, doek
knyen knieën
laeten laten
lant land
ledich ledig, niets doen
leeftde leefde
leet leed
leidet brengt
leyde ... op heeft gebracht, heeft geleid tot
leyt ter neder legt neer, doet vallen
lichtverdicheden lichtvaardigheden
liden ondergaan, lijden
loedeke
luden lieden
luter luitspeler
luxuriën wellustigheden, ontucht
luxuriosen wellustigen, ontuchtigen
luyden lieden
Woordenlijst middeleeuws Nederlands (2)
 
mach kan
maecht het kan
maecken maken
maerseman marskramer
maket maakt
mande mand (3de nmvl ?)
manslach manslag
mede, daer se mede uyt waaruit ze
meerre meer
meerse mars (korf van een marskramer)
menichwaerf menigmaal
menighenhande velerlei
menschelike menselijk
me(e)rsenier marskramer
mer maar
merct merkt op (geb. wijs)
mereminne meermin
mesdagh kerkelijke feestdag
messen missen (religieus)
metten met een, met de
metter met een, met de
mi minnen mit mij
minnen mijn
mit met
mit minnen met mijn
mitten met de
mochte kon
moerdenaer moordenaar
moert moord
moert cule moordkuil
moghen kunnen
nae dat nadat
nagelen nagels, spijkers
nagelen vastnagelen, -spijkeren
namaels later, in het hiernamaals, daarna
natuyer natuur
nauwelic nauwelijks
neder, ter neder nichte naar beneden, neer
nigromant beoefenaar v.d. zwarte kunst
noe nog
noosgaten neusgaten
oec, oeck ook
of af
offerhande offerande
oflatend aflatend
of t alsof
of t vaak
ofte of
oghen ogen
ommeganghe rondgang
ommehelsinghe omhelzingen, betastingen
onbevoelike
oncusheit onkuisheid
oncuusche onkuise
oncuuschelijc onkuis (bijw.j
oncuyscheit onkuisheid
onghenoechte ongenoegen
onghepuniceerd ongestraft
onnut woest
onreyn onrein
onsalicheden onzaligheden
ontfaen
ontvryen onvrij maken
onversiens onvoorzien
oore oor
op, ic dachte op over, ik dacht over
opt op het
opten op de
op ter op de
overdochte, hi - overdacht, hij -
overghedaen by overgeleverd aan
overmits aangezien, omdat
paert paard
pelgherym pelgrim
penitencie penitentie, boete
pellerijn schandpaal (de kaak)
pine pijn
pinen inspanningen, dwingen
piper fluitspeler
hij plochte hij placht
poert poort
potestaet machthebber
proeven beproeven
proper waar, ware
pypene pijpen, fluiten
quade, met quade opzet, met opzet
quaet kwaad (zelfst.)
quaethede slechtheden
quaetheyt misdaad, boosaardigheid
qualic kwalijk, niet zoals het hoort
quam(en) kwam(en)
quat kwaad, slechtheid
quetsinghe verwondingen
quetste kwetste, verwondde
rabauwen landlopers, vagebonden
recht echt
rechtevoert
reien
rekeninghe doen verantwoording afleggen
reyse reis, vertrek (naar hemel/hel)
rike rijke
roec rook
rontsom rondom
rijc rijk
saftmoedighe zachtmoedig(e)
sagen zagen
sagheste, du - jij zag
sal man zal men
salicheit zaligheid
sanc, sange, sanghe gezang
saut zout
scapen schapen
scaren scharen, menigtes
scat schat
schalmeyer speler op schalmei (soort herdersfluit)
schenckel schenkel, onderbeen
schorense
scieten (be)schieten
scole school
screef der schreef van/over
screide (ick) schreide ik
scut pijl ?
seide zei
seit zijn
sel zal
selen vallen zullen vallen
selstu zal je
de selve diezelfde
seste zesde
sette, hi sette die teghen(s) plaatste, hij plaatste die tegenover
settede plaatste
setten, sy settenden zetten, plaatsen, zij plaatsten
seyde zei
seyn zijn
seyt heeft gezegd
sidy zijt gij
sie zie
siele ziel
sielen ziel (2de nmvl) .
sine zijn (bez. vnmwd)
slime, slime der aerden stof, het stof der aarde
slotel sleutel
sloughen sloegen
snidende snijdend
soe zo
soecken zoeken
soen zoon
solaes soelaas ?
sonden zonden
sonnen licht zonlicht
sot zot, dom
sotten zotten, gekken
souden zouden
dattu soudeste dat gij zoudt
spise spijs
spotteden spotten (verl. tijd)
spreect zegt
spreket spreekt
spruteden
spyeghel spiegel
staen, te staene staan, te staan
stat stad
staten soorten
stercheit sterkte
sterf stierf
strateroover straatrover
stricke strik, valstrik
subtiliken subtiel
suchte, ick - ik zuchtte
sullen, du sultste zullen, gij zult
sunde zonde
swaert zwaard
sij sij sijn syn syne zij
sij sijn zij zijn
syn zijn (bezittelijk vnw)
syne zijn (bezittelijk vnw)
synre zijn (bezittelijk vnw)
sy zij
teder zwak
teghens tegen, tegenover
teiken teken
teirlingen dobbelstenen
temptieren in verzoeking brengen
ten is gheen het is geen
ter neder naar beneden, neer
tgerecht het gerecht
toemaken uitbeelden
toespreken toespraken
tormenten folteringen
toverie toverij
trecken.
treken trekken
tribulatie wederwaardigheid
tributen attributen
tromper trompettist
tusschen tussen
tvolc het volk
twifel twijfel
tijt tijd
tijtlic tijdelijk
uter uit de
uutgemoeijt uitgeput
uutleijden uitleiden
v u
valscheden valsheden
varende luyden rondtrekkende lieden
veelrehande
verblent verblind
vercoren uitverkoren
vercrighen verkrijgen
verdaecht gedaagd
verdestrueert vernietigd,, verwoest
verhalen (adem) ademhalen
verkeren met omgaan met
vermaerd voor vermaard als/vanwege
vermanen vermanen, aanmanen
verraeds
versaemt verzameld
verscheyden verscheidene, overlijden
verslonnen verslonden
versot verzot
verstorven gestorven
ververlick vervaarlijk ?
vervolghet vervolgt
verwaende verwaande
verwan overwon
verwandelt veranderd
verwecket wekt op
verwecte wekte op
verwen
verwinnen overwinnen
verworght werden gewurgd worden
verwijst te doden ter dood veroordeeld
vianden vijanden
viant vijand
vier vuur
vierich vurig
villense
vlecht vliegt
vleysch vlees
des vleyschs van vlees
voer voor, als te voren
voersyde voorkant
voertleeden voortduwen
voerwaer voorwaar
voet voedt
voetster voedster
voghelen vogels
voirden voor het/de
voirdt an voortaan
volc volk
volgheden (na) volgden (na)
voordering bevordering
voren (er) voor
vp op
vroechde vreugde
vter uit de
vtwendigh uitwendig
vuer vuur
vuyl vuil,zondig
wach v hoedt u
wachten bewaken
waer bi waarbij
waer in waarin
waer hi was hij
wande wand, muur
wandel gedrag
wanderen zwerven, gaan
warelt wereld
wart was
wech weg
wedehoppen soort vogel ?
wederloninghe
weghen wegen
werf keer
werlt wereld
werltlik wereldlijk
wert wordt
wieroec wierook
wilder enicheit
wint wind
wiven vrouwen
woechten raasden
wolue wolven
woustinen woestijn (2de nmvl)
wt uit
wtbeeldinghe uit-/afbeelding
wtghenomen uitgezonderd
wtlegghinge uitleg
ydel ledig
ye ooit
yemant iemand
yemende iemand
ysayas Jesaja
yseren ij zeren
yvorie ivoor
zacpype soort fluit
zeele touw
zwommen dreven